Op de laatste dag van mei spreek ik af met Begijn Le Bleu in de Liereman, een schitterend stiltegebied in het Kempische Oud-Turnhout. We ontmoeten elkaar voor een wandelinterview – hoewel je het ook wandel-stop-opeens-luister-spot-een-vogel-en-pik-de-draad-weer-op-interview had kunnen noemen.

Eerst en vooral een mysterie de wereld uit helpen: Begijn is niet de voornaam van deze bekende cabaretier en stand-upcomedian. Het is zijn familienaam. Waar het toevoegsel ‘Le Bleu’ vandaan komt? ‘Le Bleu was mijn bijnaam bij de plaatselijke toneelgroep,’ vertelt Begijn. ‘Ik moest mijn haar blauw verven voor een rol. In die tijd speelde bovendien de film Le Grand Bleu in de cinema en voilà, zo werd ik omgedoopt.’

Op de ochtend van onze wandeltocht blijkt dat deze vriendelijke vogelaar croissantjes heeft meegebracht. Als wederdienst zet ik koffie aan het busje. We steken van wal, om pas vier uur later te stoppen met praten. Over boeken, de natuur, en vooral over vogels natuurlijk!

‘Het is allemaal de schuld van mijn vader. (lacht) Hij was een bevlogen amateur-entomoloog (insectenkenner) met de focus op vlinders. Overal nam hij me mee naartoe. In de vakantie reden wij soms dagen na elkaar op en af naar de Ardennen, koffie en een picknick mee en hup, op zoek naar vlinders en insecten. Tijdens die tripjes was ik ook wel geïnteresseerd in die vlinders, maar vooral de vogels fascineerden me. Ik weet nog zo goed dat ik voor mijn tiende verjaardag mijn eerste verrekijkertje kreeg, zo’n Pallas 8×40. Waw! Dat was echt machtig. Ja, toen was het hek van de dam. Ik was finaal gebeten door het vogelvirus – en iedereen weet dat dat ongeneeslijk is en alleen maar erger wordt met de jaren.’

‘JNM? Dat kende ik jammer genoeg niet als klein manneke. Apps, websites, gelijkgestemden op Instagram… Ook dat bestond allemaal nog niet, dus ik moest het hebben van de zelfstudie. Bijna elke woensdagmiddag trok ik met een vriend bos of veld in, gewoon in onze buurt, met mijn vogelgidsje in de hand. Zo heb ik veel geleerd. Wij hadden thuis ook een abonnement op Grasduinen, de voorloper van de huidige Roots. Op het hoogtepunt had dat wel 100.000 lezers, dat is nu ongezien! Dat magazine verslond ik van begin tot eind.’

In het zesde leerjaar mochten we een tekening maken van wat we later wilden worden. Ik herinner me nog levendig wat ik toen tekende: een uil met een verrekijker. Basically wilde ik toen dus al gewoon met een verrekijker in het bos gaan zitten. Tja, zei mijn pa, wat ben je daar nu mee? Kies maar iets ‘serieus’. Maar ja… Wat moest je gaan studeren als natuur je interesseerde maar je er verder niet veel van kende of mee in contact kwam? Ik koos dan maar voor land- en tuinbouw in het middelbaar. In mijn hogere studies koos ik eerst voor een opleiding godsdienst, waarna ik toch switchte naar leraar Engels, geschiedenis en aardrijkskunde. Die didactische bagage komt me nu nog goed van pas tijdens de vogelwandelingen die ik geef. Pas later kwam ik terecht in de comedyscene. Daar geraakte mijn liefde voor vogels en het buiten zijn een beetje ondergestoft, een typisch verschijnsel voor die fase in je leven, denk ik. De natuur geraakte wat op het achterplan.’

Mijn nachtleven als cabaretier eiste na vele jaren toch onvermijdelijk zijn tol. ’s Middags vertrekken, in het holst van de nacht thuiskomen, altijd binnen zitten… Ik sliep slecht en ik voelde aan alles dat ik dringend weer meer naar buiten moest gaan en overdag moest gaan leven om mijn bioritme terug op de rails te krijgen. En kijk, mijn vogelliefde kwam opnieuw bovendrijven. Ik startte mijn vogelpodcast Fwiet Fwiet op en jaar na jaar groeide het aantal luisteraars gestaag. Dat doet me zo veel plezier!’

‘Intussen kwam er ook een boek van, Fwiet, en in het voorjaar van 2021 lanceerde ik samen met journalist en kameraad Jeroen Denaeghel ons halfjaarlijkse vogelmagazine Fwiet. Ik begeleid intussen ook veel vogelwandelingen en het is zo fijn om te merken dat die altijd meteen volgeboekt zijn. Als mensen me na zo’n wandeling mailen om te vertellen dat ze ook een verrekijker in huis hebben gehaald, dan kan mijn dag echt niet meer stuk. Of jonge mensen die zeggen dat ze zich er meer mee bezighouden sinds onze wandeling samen. Oh, jongens, dat doet deugd! Daarvoor doe ik het. Dat is zo veel waard, vind ik.

Terwijl we wandelen en praten, ontrafelt Begijn de geluiden die hij hoort. Hij is duidelijk auditief ingesteld. (Ik duidelijk niet.) Ik voel me meermaals een absolute nitwit als hij me weer eens een grasmus aanduidt die ik niet kan spotten of een vogel die ik met de beste wil van de wereld niet eens hoor. Gelukkig leer ik vooral ontzettend veel bij. We wandelen amper vier kilometer op vier uur tijd – dat is dus wel degelijk perfect mogelijk met een doorwinterd vogelaar.

Onze buit is dan ook groot. Koekoek, holenduif, grasmus, kuifmees, boomklever, roodborstje, boomkruiper, winterkoning, boompieper en zelfs een wulp en – de hoofdprijs vandaag! – een zwarte specht. Een grote, machtige en zelfs een beetje intimiderende vogel. Terwijl Begijn zich verbaast en verwondert over het feit dat we nog niet één karekiet hebben gehoord, horen we een geluid dat nieuw is voor ons allebei: de hinnikende triller van mevrouw Koekoek, die heel anders klinkt dan de klassieke ‘koe-koék’ van het mannetje.

Het valt niet vaak voor, maar één of twee keer botsen we op een vogel die zelfs Begijn niet herkent. Meteen maakt hij er een filmpje van. ‘Dat moét ik thuis gewoon opzoeken, dat kan ik gewoon niet laten. Zo leer ik ervan bij, maar ik moét en zal het ook gewoon weten. Die drang wordt hoe langer, hoe groter, eigenlijk.’ (lacht) En effectief, een paar uur na onze wandeling krijg ik een berichtje, inclusief beeldmateriaal uit de vogelgids: ‘Sarah, roofvogel aan het begin van onze trip: sperwer man. Die is wel degelijk soms mooi oranjebruin onderaan. En dat prie-prie-geluidje was het roepje van een vink.’ Kijk eens aan, weer iets bijgeleerd!

Op de vraag naar zijn Vogel Top Drie, reageert hij alsof ik hem verplicht te zeggen wie van zijn kinderen hij het liefst heeft. ‘Néé, dat kan ik gewoon niet! Onmogelijk. Doe me dat niet aan,’ smeekt hij. Oké, eh… Laten we dan downsizen en thematisch werken. In een nieuwe poging vraag ik naar zijn Auditieve Vogel Top Drie. Wat vind je het mooiste vogelgeluid dan? ‘Goh… Misschien… Vandaag antwoord ik dan: zwarte specht en wulp.’ Dat het er maar twee zijn, is hem bij deze vergeven. Goed, en wat is dan je Esthetische Vogel Top Drie? Welke vogels vind je het mooist? ‘Dan zou ik zeggen… Een sijsje en de steltkluut. Sijsjes zijn zo mooi, klein en fijn met dat prachtige geel erin…’ Ik besluit hem niet langer te pijnigen met vragen over vogelfavorieten.

Zijn favoriete natuurgebieden blijken gelukkig wat makkelijker op te sommen. ‘Ik vind de Doelpolder heel leuk, en ook het Verdronken Land van Saeftinghe. Die twee liggen op nog geen halfuurtje van mijn huis, dat is de max. En natuurlijk het Stropersbos, of De Stropers, achter mijn hoek. Onlangs ontdekte ik ook de Vleterbeek in Poperinge. Prachtig stukje onverwachte natuur met een massa bijzondere vogels, echt super.’

‘Ik vind het ongelofelijk dat natuur zo achteloos wordt weggeveegd. Waarom krijgen we wel uitgebreid voetbalnieuws maar nog niet eens een kwartiertje natuurnieuws na het journaal? Daar zijn zo veel waardevolle dingen over te vertellen en het wordt ook gesmaakt, geloof mij! Het is prachtig om te zien hoe veel kinderen oppikken tijdens schoolvoorstellingen of vogelwandelingen. Ik vind het ook helemaal niet erg als mensen me foto’s doorsturen met een vraag over een vogelsoort. Wat me wel verbaast, is hoe weinig sommige leraren vaak weten van de beestjes. Pas op, heel veel leerkrachten – meestal de vrouwen, ik moet het zeggen zoals het is – zijn superenthousiast en doen volop mee. Maar als ik een rondleiding geef waarbij de kinderen aan mijn lippen hangen, terwijl de meester alleen maar op zijn gsm zit te tokkelen, denk ik wel eens, man, let toch ook mee op! Zo zie je maar hoe weinig er over natuur geweten is en hoe nodig het is om dat véél meer onder de aandacht te brengen.’

Waarom krijgen we wel uitgebreid voetbalnieuws maar nog niet eens een kwartiertje natuurnieuws na het journaal?

Begijn Le Bleu

Thuis bewaar ik een aantal diepvriesvogels. Ik verzamel ook veren. Als ik naar scholen ga, neem ik er altijd een paar mee uit mijn collectie. Het is machtig om te zien hoe warm en zorgzaam die kinderen met die dode vogeltjes omgaan… Eén voor één aaien ze met hun vinger voorzichtig over dat buikje, alsof ze het terug tot leven willen wekken.’ Begijn heeft even nodig om er het juiste woord op te kunnen plakken. ‘Dat vind ik zo… goed. Het is eigenlijk gewoon… liefde. Dàt is het! Liefde. En daar begint alles mee.’

Daar kan ik maar één ding aan toevoegen, Begijn.
Amen. En merci!

Een reactie op “Met Devos in het bos: Begijn Le Bleu

Plaats een reactie